15 De Josephus-mijngang
De meisjes moesten echter het zogeheten mijngruis wassen en met een zeef sorteren. Voorafgaande aan dit werk dat ze tien uur per dag moesten verrichten en waarvoor ze 50 tot 25% van het dagloon van een volwassene kregen, hadden de kinderen al van 4.30 tot 7.30 uur ’s morgen les gehad in de “bergschool”.

De zo bewerkte ertsknolletjes werden nu naar een hellende schacht (ertsglijbaan) getransporteerd en daar gestort. Door de Josephus-mijngang kwamen ze terecht bij de nabij gelegen verklein-en-was-installatie aan de Valme. Daar werd het erts dat erg gemengd was met ander gesteente, nog eens mechanisch verkleind en in deze natte omgeving met behulp van de zwaartekracht van het erts-loze gesteente gescheiden. Tenslotte transporteerde men dit “Erzschlich” of ertsgruis naar de lood-hoogoven.
Ten tijde van de zogeheten “Ramsbecker Gewerkschaft” (1815-1850) beleefde de mijnbouw een enorme opleving. Talrijke, te ontginnen, maar dure mijngangen werden uitgehouwen naar de ertsaders van de Dörnberg en de Bastenberg. Men maakte de “Josephus-mijngang” (29 m boven het niveau van de Valme) met zijn ovale opening bijna 100 m diep de Bastenberg in. Een aan het eind van deze Josephus-gang onder een helling van 45 graden uitgehouwen afvoergang voor het gesteente kwam na 90 meter aan de oppervlakte. Deze gang is van binnen naar buiten aangelegd. De opening ervan stond vóór de sluiting lange tijd bekend als een “gevaarlijk gat”.

Het door explosies gewonnen en al in de mijn gesorteerde ruwe erts moest na het transport gescheiden worden van het erts-loze gesteente. Na het verkleinen van de stukken erts door speciale, handbediende werktuigen (zogeheten “Pochstempel”) vlakbij de ingang van de mijngang, maakten de nog schoolplichtige jongens in de zomermaanden deze ertsbrokken kleiner met de hamer.
Naar de Kaart
Naar het mijnbouw-wandelpad
Volgende Infobord
Drukversie
Naar de startpagina
Naar het overzicht infoborden
Mijnbouw-wandelpad
Vereiniging Vrienden van het Sauerlandse Mijnbouwmuseum Bestwig-Ramsbeck e.V.